De plek van vergezichten die ik vast kan pakken
Als sponzig porselein, ik onwennig kalf
Gegund om uit te zoeken hoe ik
Mijn voetstappen in kinderkopjes slijt
Ik woon op een venusheuvel
Opgeplooid als gloeiend bloementapijt
Een orgastisch gevelspel
Dat weldaad kreunt
Blozend, verbaasd
Aarzel ik over mijn trots
De mogelijkheid dit
Feestelijk te vieren of toch liever
Naar sereen gebruik, het gezicht
Discreet naar binnen keer
Verheugd kies ik voor een vereniging
In zwanenveren
Of de blakende buik en
We leren elkaar kijken naar
Voorbijgangers, vliegende herten in vaart
We zien ze in volle snelheid gapen
De bevestiging, een kroon op ons ontspannende bestaan?
Ach, hoe lang vreet de kat zijn eigen staart
Soms, als de planken om mij heen
Kraken in het huilen van de wind
Bedenk ik met iets van gêne
Dat het tranen zijn van opgehoopte
Nederigheid, die ik met een theedoek deppend
In mijn schoot vind