En nietig. Nietig als meervoud van niets
Zo stel ik me de aard van het dokwerk, de werf voor
Terwijl ik babykleren verkoop in snijdend januari
Ik sta in wat we nu de IJ-hallen noemen, drink thee die Love heet
Aan het eind van de dag zal ik de opbrengst verkwisten door
Mijn autoband stuk te rijden op de stoeprand in de regen
Een uur nadat ik zie hoe rijen medemarktkooplieden hun
T-shirts, knuffels, naaldhakken, rolgordijnen of fietshelmen
In containers dumpen, op weg naar
Iets dat we een goed doel hebben genoemd
Ook ik dump
Ik zie vandaag geen daglicht
Wel schemerdonker, ik ben als een dokwerker
(Meen ik dat?)
Twee keer – in de ochtend en avond – passeer ik bushalte
Atatürk, die me eraan herinnert dat daar vlakbij, in Atatürk Yurdu
Nederlands allereerste Turkse gastarbeiders
In barakken werden ondergebracht, in 1965
Desondanks
Kwamen er later meer