Een gouden gloed, de schemer neuriet

Nu dat het leven lacht

Echoot dit wegdek ons keihard zalvend 

ZONDAGSKINDEREN!

We vonden dees haven op zoek 

Naar vierkante meters moerasgrond 

(Whatever works)

 

We dragen de stad in wederzijds vertrouwen

Mee uit Oost, West, talloze vormen van elders 

Omarmen de Eeuwige Jeugdlaan

Vertragen behoedzaam onze wals

Voor het kindlint, de gedachte

Dat wij het zelf zijn, huppelend

Biedt evenwicht

 

Bij dit zorgelijk vergezicht

Wat kunnen we willen, wat verwachten?

 

In een ooghoek het silhouet

Van de dansende wijkengel, solo

Tussen sappige perenboom en hortensia

Drollenvangend in het kielzog van haar

Liefste hond, zinnend op gezamenlijkheid

Als monoloog

 

Terwijl wij omwonenden ons vermogen

Beschermen om te oogsten

Elkaar vanzelfsprekend dingen

Lenen, spullen. Niet minder dan dat en

Waken over de spaarzame tijd die

Als de toonladder van een tandwiel

Het refrein van onze werkvlijt neuriet 

Haastig pauzerend

Een selfie

In zonsondergang