Rode stenen vreet ik op de blauwe grond

Van ons dorp mijn bek staat in brand

Ik slijp mijn tong tot wapen buiten mijn mond

Op straat, geef me terreinrespect

Wacht niet af tot ik de band

Van je bakfietskut doorsnij

Noem me een ruziepotter weet:

Jij staat niet boven mij

(Slik die aardappel in je keel maar door)

Probeer me niet te vertellen

Dat ik aan de klassieke muziek moet

Om mijn hersens te herstellen

Mensen met geld, wat heb je eraan

Ze zeggen ‘koop of huur’?

In plaats dat ze je vragen naar mijn naam

Of toen ze nog riepen dat ik op moest rotten

Naar mijn eigen land

Tot ze me leerden kennen

Omdat we samen in de speeltuin

Zaten tot laat en

Vertrouwen tussen stoeptegels groeide

Op plekken waar nu angst als onkruid kruipt

Wegsijpelt tussen beeldschermen en hebberigheid

In deze tijd

Kennen we het woord genoeg niet meer

Kijk om je heen

Rek de taal die je spreekt

Roeien met alleen dezelfde gezichten is

Benauwd voor iedereen

Buurt duurt

En dan ben je gewend