Daar glimt groen licht, een diamant

En liggen stapels steen tot in de sterren

Verschraald naast 

Waar je het Amsterdams nog in taal vangt

Laat mij verBannen klinkt van verre

Of zijn dat tonen van een fluisteraar de

Verkapte martelaar

Die door rustig nachtlicht sprookjes zingt

Overdag tot Cité vergrauwd gebouwd 

 

Als 

Nieuwsjagers je vertellen hoe het zit 

Bestaan er twee verhalen: angst op leeftijd

En vertraagd jong bloed dat zichzelf rijp verklaart

Voor de sloop

 

Wie ziet de bruis die blijft

Balkongeschater, babbelhoop

 

Ach

De dienst mooi wonen

Heeft naar waarschijnlijkheid

Gewoon een poosje nagelaten het verstand te verschonen

Wonen, het is net hoe je dat ziet en

‘De Banne, daar vindt de sjeu zijn heil nu eenmaal niet’

Galmen opgeheven neuzen door wandelgangen

Omlaag, maar

 

Hoe laag bij de grond moet je circuleren

Om in de ander

De mindere te vinden?

 

Het groene licht, de ruwe diamant

Groeit niettemin gestaag, scheve glimlach

Zichzelf verbannend in een cocktail 

Van aardse taal met

Lucht van de nog onopgemerkte dag